De woningbouwprognoses van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) worden nogal eens afgeschilderd als te rooskleurig. Recent heeft de Delftse hoogleraar Priemus zelfs betoogd dat het EIB zich schuldig maakt aan een zeer sterke mate van ‘wishful thinking’. Nadat Taco van Hoek afgelopen zaterdag al terugblikte op de ramingen van het EIB, kijkt hij vandaag vooruit en reageert hij op de kritiek.
Bij het bespreken van de ramingen van het EIB voor de komende jaren is het misschien handig om u een kijkje in de keuken te geven. De ramingen van het EIB worden in eerste aanleg opgesteld door specialisten op de verschillende terreinen. Mijn taak is het om te toetsen of de onderbouwing van de ramingen goed is. We starten bij de woningbouw eerst bij de analyse van de onderliggende vraag. Structureel moet er een vrij hechte relatie zijn tussen de groei van het aantal huishoudens en de uitbreiding van de woningvoorraad. Op dit moment zit de feitelijke productie daar ver onder. Er zijn dan drie mogelijke scenario’s voor de komende jaren. Het eerste scenario is dat na de magere jaren, de vette jaren gaan volgen. Dit betekent dat we gedurende een bepaalde fase meer woningen gaan bouwen dan zou volgen uit de structurele vraag. We krijgen een inhaalslag en gaan het opgelopen ‘woningtekort’ inlopen. Het tweede scenario is dat we geen inhaalvraag krijgen, maar dat we wel geleidelijk gaan toegroeien naar de structurele vraag. Het ‘woningtekort’ loopt eerst nog wat verder op, maar gaat na een aantal jaren stabiliseren. Het derde scenario is dat het woningtekort fors blijft toenemen, ook op langere termijn.
Klik hier voor het volledige nieuwsbericht
Bron: Cobouw, 07-04-2014