In 2016 vierde het EIB zijn zestigste verjaardag. Om precies te zijn op 31 mei 2016. Zestig jaar geleden werd op die dag in Delft de stichtingsakte ondertekend door vertegenwoordigers van bedrijfsleven, opdrachtgevers en wetenschap. Het initiatief tot oprichting werd breed gedragen en kwam voort uit een behoefte aan permanent economisch onderzoek waarop overheid, opdrachtgevers en bedrijven hun beleid konden baseren. Het EIB, toen voluit Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid geheten, moest gaan voorzien in objectieve gegevens en analyses met betrekking tot het bouwen en het bouwbedrijf. De behoefte daaraan was groot omdat kennis en inzicht in bouweconomische vraagstukken in die tijd werden gemist.

Dit tekort aan kennis werd vooral als een probleem gezien in het licht van de maatschappelijke noden van die tijd. Daarvan was het grote tekort aan woningen een heel belangrijke. De woningnood was volksvijand nummer 1. Het opheffen daarvan en het tegelijk zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling van de productiecapaciteit in de sector was een uitdaging voor de toenmalige beleidsmakers en een belangrijk onderzoeksterrein van het EIB. Dit onderzoek werd in de beginjaren uitgevoerd door een kleine staf onder leiding van Adolf Hendriks, de eerste directeur van het EIB.

De eerste onderzoeksresultaten kwamen al snel met een publicatie over de gevolgen voor de bouw van een investeringsbeperking waartoe de rijksoverheid in 1956 had besloten. Het geeft aan in welk spanningsveld overheidsbeleid en bouwproductie(capaciteit) verkeerden. Met de publicatie van de Bouwnota ‘62 gaf het EIB een verklaring voor het in die jaren nog steeds bestaande grote woningtekort. Uiteindelijk werd de woningnood door de overheid voortvarend aangepakt door het voeren van een ‘expansief en pluriform’ woningbouwbeleid.

Tien jaar na het uitbrengen van de Bouwnota ’62 uitte het EIB in het rapport Woningbouw en werkgelegenheid zijn zorg over de inmiddels sterk gegroeide omvang van de productiecapaciteit in de bouw. Nu het einde van het grote kwantitatieve woningtekort in zicht kwam, werd gevreesd voor een terugval van de bouwproductie in de komende jaren met als gevolg structurele werkloosheid. In 1972, het jaar waarin het rapport werd uitgebracht, was de werkloosheid onder bouwvakarbeiders, ondanks de sterk gegroeide bouwproductie, hoog opgelopen.

Meer en meer brak bij belanghebbenden in de sector het besef door dat een samenhangende toekomstvisie op de bouw en de gebouwde omgeving gewenst was. Voor de ontwikkeling van een toekomstvisie is in de tweede helft van de jaren zeventig tot aan begin jaren tachtig het structuuronderzoek bouwnijverheid opgezet en uitgevoerd. Het EIB, dat na enkele directiewisselingen in Adri Buur een nieuwe directeur had gekregen, heeft bij de coördinatie en de uitvoering van het structuuronderzoek een belangrijke rol gespeeld. Het onderzoek heeft in 1981 tot twee eindrapporten geleid; één voor de bouwnijverheid en één voor de gebouwde omgeving. In de daaropvolgende jaren heeft het structuuronderzoek het onderzoeksterrein van het EIB grotendeels omlijnd. Het onderzoek richtte zich in het bijzonder op de bouwmarkt, de arbeidsmarkt en de bedrijven. Vele publicaties met vooral kwantitatieve onderzoeksgegevens over de drie onderzoeksterreinen zijn in de loop der jaren uitgebracht.

Gaandeweg zijn nieuwe vraagstukken met betrekking tot bouwen en wonen op de voorgrond getreden. Duurzaamheid, innovatie, professioneel opdrachtnemer- en opdrachtgeverschap zijn, naast integrale gebiedsontwikkeling en nieuwe vormen van arbeidsvoorziening, vraagstukken die meer en meer het onderzoeksterrein van het EIB zijn gaan vormen. Onder leiding van Taco van Hoek, de huidige directeur van het EIB, is het instituut een nieuwe weg ingeslagen en hebben de maatschappelijke aspecten van de bouw en de gebouwde omgeving een grotere rol gekregen in de onderzoeksagenda van het bureau. Die weg heeft het EIB gebracht tot zijn huidige positie als onafhankelijk onderzoeksinstituut. Een instituut dat zich richt op het aandragen van oplossingen voor bouweconomische vraagtukken op basis van toegepaste economische analyse; zowel voor stakeholders binnen als buiten de bouwsector.